>>clik.to/Latijn<< | home
De adelaar en maaier
In het midden van de zomer Zwoegen
tien maaiers onder de brandende zon op het veld. Ze
zweten en ze hebben dorst, En na weinig uren Blijft
er geen water meer over. Dadelijk haalt de aanvoerder van de maaiers Davus bij zich,
Een van hem, en roept hem toe:
“Davus,” zegt hij, “ga naar de naburige fontein en haal ons water.”
Aan de fontein ziet Davus een adelaar,
Die wordt vastgehouden door een slang.
Die adelaar is dienaar en boodschapper van Jupiter.
Hij dood de slang met zijn sikkel en bevrijdt de adelaar.
Vervolgens schept hij water uit de fontein en
Keert terug naar de gezellen .
Eerst geeft hij grote bekers vol met water aan de gezellen,
Die ze gulzig leegdrinken.
Daarna wil hij zelf drinken.
Precies op dat moment daalt de adelaar uit de hemel neer en
Werpt de beker uit zijn handen.
Het water uit de beker vloeit in de aarde.
Eerst roept Davus woedend :
“Bedank jij zo je bevrijder?”
Maar plotseling ziet hij de negen gezellen sterven.
“Nu begrijp ik alles,” zegt hij:
“De fontein is door de slang vergiftigd.
Maar de adelaar bedankt mij nu.
En hij ontrukt mij van de dood ,
Omdat ik hem van de dood heb ontrukt.”
|