>>clik.to/Latijn<< | home
De Delphino Hipponensi
Nadat Quintus en
Valeria in Rome waren aangekomen, legden zij zich gedurende enkele maanden
tijdens de voormiddag toe op de literatuur bij een zekere geleerde Griekse slaaf
Alexander genaamd. Grootvader wou immers dat de kinderen van zijn zoon zich
zowel toelegden op de Latijnse literatuur als dat ze Grieks leerden. Aan Quintus die de reden daarvan vraagt : "Waarom moeten wij zoveel tijd en moeite
besteden aan de studie? " antwoordt grootvader : " Op aanraden van
vrienden verplichten wij , jouw vader en ik , jullie te studeren .Het is de
moeite waard. Ofschoon immers de meeste mensen er voldoende aan als ze kunnen
lezen en schrijven, kennen echt ontwikkelde mensen niet alleen Latijn, maar
hebben zij allen ook Grieks leren spreken en leren zij van elk van beide talen
de auteurs .En om die reden heb ik onze Alexander van een vriend voor een deftig
prijsje. Hij is een slaaf die zeer goed is in de literatuur en geschikt om te
onderwijzen. Met hem als onderwijzer zullen jullie veel leren. Grootvader stond
grootmoedig toe dat Quintus en Celer de stad Rome mochten bezoeken, nadat ze
enkele uren bij Alexander hadden doorgebracht .Grootvader oordeelde immers dat
er niets beter is om te leren dan door onderzoek en observatie te leren kennen.
Op zekere dag echter, de zon was nauwelijks opgekomen, verliet Quintus het huis om Rome te bezoeken , toen grootvader hem opeens tegenhield .Grootvader zegt :
" Waarheen ga je met zo'n grote haast. Alexander verwacht je toch wel ,
Quintus ? " Quintus antwoordt : " Hij verwacht mij niet meer , beste grootvader .Hij heeft mij immers weggezonden. Vandaag verlangt hij met Valeria
alleen te zijn , omdat hij van plan is haar enkele Griekse gedichten te leren
.Alexander meent dat mijn oren en mijn stem niet geschikt zijn om zo'n gedicht
voor te dragen .Daarenboven , omdat geen gedichten over de Goden of over de
liefde maar verhalen van soldaten en dieren mijn interesse opwekken , gaf
Alexander mij een brief , geschreven door Plinius .Grootvader vraagt : "
Wat voor een brief dan toch, "Quintus antwoordt: "Over de dolfijn van
Hippo .Bij zonsopgang , bij het eerste daglicht , grootvader , heb ik deze brief
reeds gelezen .Omdat ik de brief gelezen heb mag ik toch zeker wel weggaan
.Grootvader zegt : "Als dat werkelijk zo is , vertel me dan alles wat je
hebt gelezen. Quintus zegt : "Ik zal het vertellen. Plinius heeft
geschreven dat hij een waar zal vertellen dat zeer sterk gelijkt op fictie en
dat zich ooit heeft afgespeeld in Hippo , een stad in Afrika , zeer dicht bij de
zee gelegen. Er is daar een plaats , waar mensen van alle leeftijden samenkomen
om visjes te vangen , om te varen en zelfs om te zwemmen , vooral kinderen
worden er tijdens hun vrije tijd toe aangetrokken om er te spelen .Terwijl de
kinderen aan het zwemmen en aan het spelen waren , verscheen daar plots een
dolfijn en hij zwom naar een zekere jongen die moediger dan de andere was en
verder in zee was gaan zwemmen .De vrienden van de jongen zagen vol vrees dat de
dolfijn nu eens de jongen vooraf zwom , dan hem volgde , dan weer er rond zwom
om hem dan op te nemen , om hem dan weer af te gooien , dan terug oppakte en de
bange jongen eerst in volle zee meenam en hem direct terugbracht naar het strand
.Nadat de jongen dan terug aan wal was gezet bij zijn vrienden , verspreidde dit
gerucht zich met een verbazingwekkende snelheid door de stad .De volgende dag ,
terwijl de jongens voorzichtig aan het zwemmen waren en velen op het strand
toekeken, kwam de dolfijn op hetzelfde uur als de vorige dag en ook naar die
jongen. En die ging dadelijk lopen samen met de anderen .De dolfijn echter
probeerde hen terug te roepen om te spelen door te springen en door
verschillende rondjes te zwemmen .Dit gebeurde ook de volgende dag , de derde
dag ende volgende dagen , totdat de jongens hun vrees weg was. Tenslotte kwamen
ook de anderen dichterbij , riepen op de dolfijn en raakten het dier zelfs aan
.De jongen , die eerst had geprobeerd , ging op de rug van de voortzwemmende
dolfijn zitten , de dolfijn zwom met hem over en weer , en de jongen wist dat
hij erkent en bemind werd door de dolfijn en hij hield zelf van hem ; geen van
beide kende vrees , geen van beide werd gevreesd. Plinius schreef ook dat er
tezelfdertijd nog een andere dolfijn kwam aangezwommen , die echter niet hetzelfde toeliet dan de andere .Die eerste dolfijn echter , die met de jongens
speelde , die was gewoon zelfs aan land te gaan en van de zon te genieten om
uiteindelijk in zee terug te keren. Het staat vast dat een of andere magistraat
over die dolfijn , toen die zo eens op het strand lag , een stinkend goedje
heeft uitgegoten , volgens een verdorven godsdienstig gebruik en dat de dolfijn
verschrikt in volle zee is weggevlucht en dat hij niet meer opnieuw gezien is,
tenzij na vele dagen en dat hij zeer verzwakt was ; en het staat vast dat hij
weldra nadat hij terug op kracht was gekomen , zijn vroeger spelletje herhaalde.
"Grootvader zegt , nadat hij dit gehoord heeft : " Ik weet dat jij met
aandachtige ogen die brief hebt gelezen. Heeft zo een verhaaltje je dus behaagt
? " Quintus antwoordt : " Niet in het minst! Waarom immers moest deze
dolfijn gedood worden ? Waarom vonden de magistraten van die stad het nodig om
het dier in het geheim te doden , het dier waartoe zoveel mensen zich toe voelden aangetrokken om het te gaan bekijken ? " Grootvader zegt : "
Jij zal de brief opnieuw aandachtiger moeten lezen en dan zal je het wel weten
.Omdat er van alle kanten mensen samenstroomden naar het spektakel , door wiens
toeloop en drukte dat kleine stadje overstelpt werd door nieuwe kosten omdat dat
plaatsje zijn rust verloor , meenden de vooraanstaanden van Hippo dat de dolfijn
gedood moest worden ."Quintus zegt : "Maar dieren die zeer geliefd
zijn door de mensen, mogen toch niet gedood worden.Dit mogen wij niet
goedkeuren. Inderdaad, zoals Plinius heeft aangevoeld , zo een zaken moeten
betreurd worden en moeten daar door de dichters gedichten over geschreven worden
."Grootvader zegt : " Misschien zal je een redevoering moeten maken
wanneer Alexander zal inzien dat zijn leerling de feiten van Hippo niet
goedkeurt . Ga, wanneer je de brief gelezen hebt , ga dan met Celer naar Rome.
In Rome vindt men veel bewonderenswaardige gebouwen .Ik waarschuw je echter voor
één ding : jullie zullen moeten oppassen. Pas op voor armen die klagen over
hun ongelukkig lot en die jouw medelijden vragen. Er zijn immers in Rome meer
rovers dan echte armen .Ze zullen je zeggen dat ze afzien van honger en armoede
en vooraleer je het voelt , zullen ze met je geld weg zijn of je doden . Door
altijd op je hoede te zijn zal je die "armen" ontwijken ."
Quintus zegt : " Wij zullen op onze hoede zijn en oppassen , grootvader.
Met Celer als begeleider , zal ik niets te vrezen hebben . "
|